Houtkaden in het Utrechts-Zuidhollandse veenweidegebied zijn ontstaan bij het ontginnen van dit gebied aan het eind van de Middeleeuwen. Hun functie was het 'aan de achterkant' afsluiten van een polder om deze zo te beschermen tegen wateroverlast uit het achterliggende gebied. Op deze kaden kwam houtgewas dat door de boeren in de polder werd beheerd, gekapt en gebruikt op de boerderij als zogenoemd geriefhout (palen, bonenstaken etc.) en voor in de kachel. Deze houtkaden ontwikkelden zich tot landschapselementen met een hoge soortenrijkdom en daarmee een hoge natuurwaarde. Mijn publicatie 'Houtkaden in het Zuidhollands-Utrechts veenweidegebied' (Natura, april 1981, uitgave KNNV) gaat daar uitgebreider op in.

'Ontginningen'

Na de Tweede wereldoorlog begon - onder andere door het gebruik van kunstmest - de intensivering van de landbouw. De houtkaden in het veenweidegebied leverden geen landbouwkundige productie op en het beheer en de instandhouding ervan kwam onder druk te staan. In de jaren 70 van de vorige eeuw werd dat op steeds meer plaatsen zichtbaar. De sloten die de kaden scheidden van de ervoor liggende weilanden werden gedempt en het houtgewas op de kaden werden gerooid. Steeds meer stukken kade werden op die manier 'ontgonnen' en bij het weiland gevoegd. Dit ondanks dat veel houtkaden toen al in bestemmingsplannen de status van een beschermd natuurgebied hadden. De bij die status horende wettelijke bepalingen werden overtreden, maar gemeenten zagen daar niet op toe en traden ook niet op tegen de overtreders, veelal boeren/landeigenaren.

Aan de ene kant begreep ik die ontwikkeling wel. Extra grasland leverde extra productie op en door het dempen van sloten en rooien van houtgewas verviel de beheertaak die daarbij hoorde. Maar ik vond ook dat bestemmingsplannen en de wetten die daarbij horen, zijn gemaakt om ze serieus te nemen. Daarom ging ik me verdiepen in de materie en ging ik er als 'actievoerder' mee aan de slag. Ik begon met een kade die ik én goed kende én waar het duidelijk mis ging: de noordelijke houtkade langs de Benschopper molenvliet ten zuiden van de buurtschap Hoenkoop in de gemeente  Oudewater. Begin 1975 begon ik daar in kaart te brengen wat er fout ging. En ik zocht daarover contact met organisaties die me zouden kunnen helpen.

In kaart brengen en rapporteren

De eerste correspondentie over de kade had ik met de Stichting Centrum Milieubeheer Zuid-Holland. Zij berichtten mij dat het probleem dat ik aan de orde wilde stellen "over het algemeen moeilijk ligt". Ik werd verwezen naar een andere organisatie die me uitlegde wat ik eigenlijk al wist: wat ik geconstateerd had, mocht formeel niet. Mij werd succes gewenst. Ik trof zelfs organisaties die me aanraadden om de overtredingen niet aan de orde te stellen, want de kans op succes zou dan klein zijn, maar te gaan 'praten'. Nou ben ik daar altijd voor, maar ik vond ook dat als wettelijke bepalingen werden overtreden, je dat moet kunnen benoemen. Daarvoor waren gegevens nodig, die ik ging verzamelen door heel nauwgezet in het veld aan te tekenen wat ik daar aantrof, tot op het niveau van bomenrijen, soms afzonderlijke bomen, gerooide bomen en ook gedempte sloten. Dat zag er uit zoals in onderstaand stukje zelfgemaakte 'kaart'.

Houtkade kaart 2

Dit materiaal nam ik op in een rapport dat ik schreef. Dit stuurde ik naar een verschillende betrokken organisaties waaronder de gemeente Oudewater waar de kade onder viel, provinciale natuurbeschermingsorganisaties, de provincie Utrecht waar Oudewater onder viel en inspectiediensten die moesten toezien op hoe de gemeente Oudewater met haar bestemmingsplannen omging. Het in kaart brengen van de aantastingen herhaalde ik een paar keer in de loop van 1975 en 1976. De resultaten legde ik zo vast dat ook zichtbaar werd in welk tempo er nieuwe aantastingen bijkwamen.

Oudewater

De gemeente Oudewater negeerde in eerste instantie het rapport dat ik ze toestuurde en de vragen waarin die ik ze stelde over het toezicht op de kade. Andere organisaties kwamen wel in beweging. Een afdeling van het ministerie van Landbouw waar Staatsbosbeheer onder viel, berichtte mij dat wat ik signaleerde min of meer maatgevend was voor "het gehele kadestelsel in het Hollands-Utrechts poldergebied". Men was het met me eens dat hier sprake was van een serieus probleem. Maar men tekende daarbij ook aan dat "een actief op de landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden gericht beheer niet kan worden afgedwongen". Hun uitgangspunt ging dus verder dan de mijne: niet alleen aantastingen tegengaan, maar actief op natuurwaarden gericht beheer. Hun brief eindigde met de mededeling dat een procedure in gang was gezet voor het verkrijgen van de middelen die nodig waren voor "verwerving van de kaden"! Dit op basis van een rapport waarvan u er hier één kunt inzien (ik maakte meerdere elkaar opvolgende versies). Door een en ander heel expliciet op papier te zetten had ik kennelijk een inzicht getriggerd dat bij ingewijden bij de overheid al bekend was of minstens werd herkend. Maar het klopt, de soort rapporten die toen maakte heb ik nooit elders gezien. De gemeente Oudewater gaf later zelfs aan (zie de volgende alinea) dat zij zich niet in staat achtte om min of meer hetzelfde te doen.

De gemeente gaat bewegen

Na bewegingen op de achtergrond van andere organisaties richting de gemeente Oudewater kreeg ik in oktober 1976 toch bericht van hen. In een brief aan mij stond dat men niet op de hoogte was van de door mij geconstateerde veranderingen bij de kade omdat "regelmatige controle op de toestand van de houtkade uit praktisch oogpunt vrijwel onmogelijk is voor de gemeente". Wat ik in een dag aantekende, en daarna in nog een extra dag uitwerkte, daartoe achtte de gemeente zichzelf dus niet in staat. Maar de reactie van de gemeente schiep wel duidelijkheid. En de gemeente deed onder druk van andere instanties een brief uitgaan naar de desbetreffende boeren/eigenaren met daarin een opsomming van werkzaamheden die zonder vergunning niet waren toegestaan.

Naar Staatsbosbeheer

In diezelfde periode ontving ik een brief van het ministerie van CRM met daarin de mededeling dat op verzoek van Staatsbosbeheer 35 km aan kaden in de Lopikerwaard (de kade die ik in kaart had gebracht is en was ruim 4 km lang) op het aankoopplan was geplaatst voor de in voorbereiding zijnde ruilverkaveling Lopikerwaard. Een mooi succes voor de langere termijn. Want de kaden zijn later inderdaad overgedragen aan Staatsbosbeheer.

Ondertussen gingen de aantastingen wel gewoon door. Want de gemeente Oudewater ging niet alsnog actief controleren en handhaven. Toen ik in een nieuwere versie van mijn rapport duidelijk maakte, dat de aantastingen na de aan boeren/eigenaren verzonden brief gewoon doorgingen, toen werd een organisatie echt boos.  De Inspectie van de ruimtelijke ordening in Utrecht en Noord-Holland, vallend onder de Rijks Planologische Dienst, meldde begin 1977 in een brief aan de gemeente dat men het niet optreden tegen overtredingen niet langer zou accepteren. Daarna veranderde eindelijk ook in het veld de situatie. Verdere grote aantastingen vonden nauwelijks meer plaats. En de kade valt nu tezamen met verschillende andere kaden in de Lopikerwaard onder Staatsbosbeheer.

Ziehier een deel van de correspondentie.

En tenslotte nog een artikel uit een lokale krant.