Ik heb een technische opleiding, maar groeide op in de polder en hield van naar buiten gaan en zwerven door de polder. Dat was in het oosten van de provincie Zuid-Holland in het gebied ten zuiden van de Hollandse IIssel en ten oosten van het veenriviertje de Vlist bij het dorp Haastrecht niet ver van Gouda. In de tweede helft van de jaren zestig liep ik daar eerst door de polders van de Lopikerwaard en later stapte ik op de fiets naar ook de Krimpenerwaard, de Alblasserwaard en uiteindelijk alles dat zo bereikbaar was en waar ik ruimte en natuur aantrof.

In die periode zag ik de natuur veranderen: de sloten werden vuiler, bloemenrijke hooiland en slootkanten werden kaler, vogelsoorten verdwenen of werden minder talrijk en rietkragen, oeverlandjes en andere stukjes 'niet-produktieve' natuur werden opgeruimd.

1970 was een Europees natuurbeschermingsjaar. In dat kader verscheen een boekje waarin veranderingen werden geschetst die ik herkende. Meer en meer ging ik me verdiepen in de natuur en in wat de natuur bedreigde. Ik kocht een flora (zo'n boek waarmee je planten kunt determineren) en werd - op vrij late leeftijd, ik was al 20 jaar - lid van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN).

Vegetatiekartering

Halverwege de jaren zeventig was het kijken naar wilde planten een serieuze hobby van me geworden. En die hobby werd werk. Van 1977 tot en met 1979 hielp ik de provincie Zuid-Holland met het in kaart brengen van de wilde planten in de provincie. Ik deed dat als medewerker van het project Vegetatiekartering van Provinciale Planologische Dienst, kortweg de PPD. Meer daarover op de pagina Vegetatiekartering.

Natuurbescherming

In de jaren daarvoor was ik al actief geworden in de wereld van natuurbescherming, als vrijwilliger en actievoerder. In de Lopikerwaard stond een ruilverkaveling op stapel. Ik werd lid van de Werkgroep Behoud Lopikerwaard (WBL). Ook ging ik me op meer persoonlijke titel inzetten voor de houtkaden in een nog ruimer gebied, het Utrechts-Zuidhollandse veenweidegebied. Zie daarvoor de pagina Houtkaden en actiewerk.

In die periode werkte ik soms mee aan publicaties van de Werkgroep Behoud Lopikerwaard. Zo schreef ik voor het boek 'Natuur en Landschap in de Lopikerwaard' (uitgave stichting WBL, 1989, ISBN 9064712352) het hoofdstuk 'Landschapselementen en Ecologische hoofdstructuur'.

Achteruitgang

Tegenwoordig (2019) loop ik nog maar zelden met een flora. Hoewel ik niet meer inventariseer (na drie jaar vegetatiekartering ging ik ander werk doen), herken ik veel soorten nog wel. Biezen, zeggen en russen heb ik altijd lastig gevonden, maar grassen juist weer relatief makkelijk, ook als ze niet bloeien en je ze alleen in vegetatieve vorm kunt herkennen.

Een belangrijke reden waarom ik me niet meer heel direct bezig houd met wilde planten is de grote achteruitgang van soorten waarvan bijna overal in Nederland sprake is. In veel landbouwgebieden in Nederland en dus ook in verschillende polders in Zuid-Holland is het in kaart brengen van de wilde planten die er groeien nauwelijks meer zinvol. Weilanden worden omgeploegd en ingezaaid met in Wageningse laboratoria veredelde varianten van Engels raaigras (Lolium perenne). Het bijbehorend beheer is er vaak op gericht dat andere soorten geen kans krijgen. Een instructie zoals op deze webpagina van een zaadleverancier (zie onder het kopje gewasbescherming) is wat dat betreft veelzeggend. Meer daarover op een pagina die ik binnenkort inline zet.

Homo sapiens

Er is duidelijk één soort aan de winnende hand, één soort die zijn territorium steeds verder uitbreidt ten koste van andere soorten, en dat is Homo sapiens. Die soortnaam betekent 'verstandige', 'wijze' of 'denkende mens. Dat valt dus wel mee. Het is niet slim wat we aan het doen zijn. Met elkaar zitten we op de dunne buitendste schil van een bol die maar 13.000 kilometer in doorsnede is. En we doen steeds beter ons best om die bol flink uit evenwicht te brengen. Dat lukt inmiddels aardig. Dat belooft niet veel goeds voor de toekomst, voor onze kinderen ..... Vooral omdat pogingen tot verandering en verbetering veel weerstand oproepen, zoveel dat we veel omvangrijke en serieuze maatregelen vooral blijven uitstellen, met als veelgebruikt argument dat die maatregelen onze welvaart bedreigen. Tja, als die welvaart heeft gezorgd voor de hier genoemde uitwassen en we willen met elkaar geen stappen terugdoen, tja, zegt u het maar ....  Volgens mij is de mens als soort dan een plaag. Het grootste probleem zijn wijzelf.

Wat doe ik nu?

In het verleden ben ik op verschillende manieren actief geweest. Ik heb zelfs werk gedaan voor de internationale Sea Shepherd-organisatie (kun je beschouwen als een kleiner broertje van Greenpeace, dat zijn aandacht primair richt op het leven in zee).

Zoals hiervoor gezegd zag ik het voor 1970 al fout gaan in de natuur.

In 1990 ging ik ook in een ecologisch huis wonen (zie de pagina Mijn eko-huis en woonomgeving). En ik heb geen auto.

Ten opzichte van 1970, toen de groene draad in mijn leven echt begon, zijn we nu bijna 50 jaar verder. En wat is het resultaat? Een paar deelproblemen hebben we opgelost of zijn minder aanwezig (waaronder smog en roofvogelsterfte door pesticiden). Maar op hoofdlijnen is de achteruitgang van de natuur en het milieu ten opzichte van toen, vooral doorgegaan. Het einde van die maar doorgaande achteruitgang is nog niet in zicht, laat staan een fundamentele keer ten goede.

Ben ik nog actief? Niet echt. Of het zijn dit soort pagina's op mijn website. Ik ben nog wel lid van veel organisaties zoals Natuurmonumenten en Milieudefensie, het Zuidhollands Landschap, de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV),het IVN afdeling IJssel en Gouwe en de Natuur- en Vogelwerkgroep Krimpenerwaard. Meer dan ooit besef ik dat veranderingen alleen mogelijk zijn áls we daar in ons democratische systeem met elkaar én in het stemhokje voor kiezen.